15 okt BFTP bezoekt Eupen, de hoofdstad van de Duitstalige Gemeenschap
Als we daar vandaag nog maar geraken…, verzuchtten collega Robert en ik, toen onze trein in Welkenraedt, het station net voor Eupen, strandde. De IC-trein had op dat ogenblik ‘nog maar een uur’ vertraging. Een kwartier later komt er dan warempel toch nog een trein aangepuft die ons naar onze bestemming brengt. Excuus voor deze volstrekt overbodige informatie. Even later – ons signalement was gelukkig verspreid – pikt Alain Brock, zaakvoerder van de marketingdienst van de stad Eupen, ons op en racet linea recta naar hotel Sleepwood waar de rondwandeling om 11 uur moet starten. De vriendelijke ontvangst en vooral het succulente ontbijt verzoenden ons snel weer met het leven en de condition humaine. Ook aanwezig was onze gids, Joseph Weber, die ons de hele dag zou begeleiden en ons alles wat we nog niet wisten over zijn stad – en dat was veel zoals vlug zou blijken – in geuren en kleuren zou vertellen. Voor we op pad gingen, kregen we nog even mee dat Eupen de hoofdstad (weliswaar de kleinste) is van de 78 000 Duitstalige Belgen in ons land en dat de Duitstalige Gemeenschap (0,3 % van de Belgische bevolking), net zoals Vlaanderen, Wallonië en Brussel-hoofdstad, een volwaardige eigen regering heeft met minister-president, drie ministers en parlement. Ze hebben een eigen Duitstalige krant, Grenz -Echo en een eigen radio-en tv-zender, BRF. Hoewel nagenoeg iedereen in ons land de streek in het oosten van de provincie Luik met de naam Oostkantons (Cantons de l’Est) aanduidt, horen de inwoners zelf liever de term Oost-België (Ostbelgien) want het overwegend Franstalige Malmédy en Waimes ressorteren in strikte zin niet onder de Duitstalige Gemeenschap. De roerige, ingewikkelde geschiedenis van deze grensstreek met zowel Germaanse als Romaanse invloeden hebben vaak tot politieke strubbelingen geleid waar de gevolgen tot vandaag nog voelbaar zijn. Niet minder dan vier keer zijn de inwoners van deze streek van nationaliteit gewisseld. Maar gelukkig zijn we niet naar Eupen gekomen om een volgende staatshervorming in de steigers te zetten, maar wel voor een kennismaking met deze stad die ruim 19.000 inwoners telt.
Eupenaars: door de wol geverfd
Wat meteen opvalt als we vanuit de Neustrasse, een redelijk doodse straat, het centrum binnenwandelen, zijn een aantal statige burgerhuizen of koopmanshuizen. Dat heeft alles te maken met de wolnijverheid, de bedrijfstak die de stad vooral in de 18de eeuw welvaart en rijkdom heeft opgeleverd. Het water van de Vesder bleek bijzonder geschikt voor het wassen van de merinowol die vanuit Spanje over Amsterdam aangevoerd werd. Wevers, scheerders en ververs, velen kwamen uit de streek van Gent, die het metier door en door beheersten, maakten dat de lakennijverheid hier al snel floreerde. Ook het feit dat Eupen in tegenstelling tot het gebied in het zuiden rond Sankt Vith, gespaard bleef van bombardementen in de Tweede Wereldoorlog, zorgde ervoor dat de meeste historische panden intact bleven. We kuieren door een paar hellende en dalende straatjes – Eupen ligt op een heuvel in de Vesdervallei en heeft een duidelijk onderscheiden boven-en benedenstad – en komen zo op een pleintje waar het beeld staat van ‘de clown’, symbool voor de rijke carnavalstraditie van stad en streek, evenals het Wäserscheff (Vesderschip) in het parkje ernaast. Voor ons Auf’m Bach , zo heet dit plein hier omdat de beek onder de huizen stroomt, rijst de Friedenskirche op, een protestantse kerk, met een ranke torenspits in staal en bladzink. In een van de 18de-eeuwse statige gebouwen, ooit eigendom van de puissant rijke lakenhandelaarsfamilie Grand Ry, was een tijdlang de ‘Alte Post’ gehuisvest. Sinds 1984 zetelt in het Grand Ry-huis in de Klötzerbahn 32 nu de regering van de Duitstalige Gemeenschap.
Via een steegje langs een hoge muur bereiken we de Sint-Nicolaaskerk, de parochiekerk van de stad die welvarende spinners en wevers in het begin van de 18de eeuw in renaissancestijl lieten optrekken. Eind 19de eeuw kreeg ze een nieuwe gevel en twee torenhelmen. Het barokke interieur is prachtig; vooral het hoogaltaar dat omringd is door glanzende, gemarmerde pilaren, mag gezien worden. Het is ontworpen door de bekende Akense bouwmeester J.J. Couven. Ook de fraai gesculpteerde preekstoel is een staaltje van ambachtelijk meesterschap, net als de kleurrijke glasramen. Onze gids weet nog te vertellen dat er in de 12de eeuw op deze plek ook al een godshuis moet gestaan hebben dat volgens documenten toebehoorde aan de machtige abdij van Rolduc (nu abdijhotel in het Nederlandse Kerkrade). We moeten opschieten want de voorbereidingen voor een optreden van het prestigieuze Kreuzchor uit Dresden vanavond zijn in volle gang. Op de Dienst voor Toerisme, naast het oude klooster van de franciscanessen, Klösterchen genaamd, en nu een woonzorgcentrum, wacht ons een warm welkom. In het prachtige gebouw, ooit een kapucijnerklooster dat in de Franse periode opgeheven werd en van 1863 tot 2021 dienst deed als het stadhuis van de stad, is nu de Dienst voor Toerisme gevestigd.
Marion Decker, hoofd toerisme, en marketingdirecteur Alain Brock schenken meteen een Klostertröpfchen uit, een pittig likeurtje gebrouwen met de beste vitamientjes (13 plantjes) van de Hoge Venen. Daarbij worden stukjes Bierwurst geserveerd, een andere specialiteit van de streek. Enthousiast vertelt Marion ons over de vele evenementen die Eupen tot een levendige en leuke stad maken. Op de agenda staan nog: de Sint-Maartensoptocht met 5000 kinderen, de Adventskalender op de Markt, de populaire kerstmarkt en de kerststallentocht. Terwijl de kloosterdruppeltjes ondertussen onze laagst gelegen lichaamsdelen bereiken, zet Marion nog even de hoogstaande gastronomie van Eupen in de kijker met dank aan de vele nog ambachtelijke bakkers, slagers en koks. We nemen de proef op de som en worden in de Ratskeller verwend met een keur van gerechten die de smaakpapillen, ook nog bij het schrijven van dit verslag, heftig doen natrillen. Het wildseizoen is vandaag net gestart en de eerste hertenbok heeft zijn entree op mijn bord niet gemist.
Bezoek aan het stedelijk museum
Na deze copieuze maaltijd verzamelt Joseph Weber zijn troepen en zet de tocht verder naar het Stadtmuseum in de Gospertstrasse 52, ook weer een statig koopmanspand met een mooie spitse gevel uit 1697. Aan dit gebouw werd recent een moderne vleugel toegevoegd. Een groot weefgetouw bij de ingang staat symbool voor het ambacht waar de stad haar rijkdom aan te danken had. Op een tijdsbalk worden de belangrijkste fasen in de geschiedenis van de stad aangeduid. Eronder worden de thema’s in eerder cryptische omschrijving (bijv. Stoffreich, Lammfromm, Prinzenrollen, Goldsegen….) weergegeven die via objecten en audiovisueel materiaal in de vele zalen nader belicht worden. Leitmotief hierbij is steeds de fijne stoffen-of lakenindustrie (Tuch) die de stad allesbehalve windeieren legde. Het binnenplein ziet uit op de achterkant van een gebouw waar de minister-president, op dit ogenblik de heer Oliver Paasch, zetelt. Het moderne witte gebouwencomplex achter het museum is het (nieuwe) stadhuis. De wat vreemde machine op het binnenplein is een oude draadtrekmachine, Kratos gedoopt, de Griekse god van sterkte en kracht. Ze staat symbool voor een van de traditionele en belangrijke bedrijfstakken van Eupen, de kabel-en draadindustrie.
De smaak van water: bezoek aan de stuwdam van de Vesder
Voor het slotstuk van ons bezoek rijden we naar het machtige en bekende stuwdamcomplex van de Vesder (de Wesertalsperre), een viertal km buiten de stad. Al vlug doemen de 63 m hoge betonnen wanden van het grootste stuwmeer van ons land voor ons op. Het meer wordt gevoed door het water van de Vesder, de Getzbach en de Hill en beschikt over zowat 25 miljoen kubieke meter water. Het dient grotendeels voor de drinkwatervoorziening van een ruim gebied, ongeveer een derde van de provincie Luik. Hoe dat water gezuiverd wordt en als drinkwater uit de kraan komt, krijgen we te horen en te zien in het enorme complex op de site. Eerst gaan we met onze gids ondergronds door smalle gangen waar we hypergevoelige, vernuftige meettoestellen te zien krijgen die waterdoorsijpeling door de muur en elke trilling in de grond of beweging nauwlettend in de gaten houden.
Een piëzometer meet de druk tot 40 m onder de muur. Even later leidt de gids ons rond in het zenuwcentrum van het complex en stappen we door enorme, soms luidruchtige zalen en ateliers vol ingewikkelde apparatuur waarbij superslimme ingenieurs en scheikundigen kreetjes van verrukking zouden slaken mochten die beelden in hun nachtelijke dromen opduiken. Buizen in allerhande formaten, enorme pompen, bassins waarin het water gefilterd wordt voor het, nog voorzien van chloor en calciet, naar de waterleidingen doorgepompt wordt, voorraad-, decanteer- en tussenbekkens met en zonder schuimlaag, en voorts batterijen aan meettoestellen met veelkleurige lampjes en knoppen. Gewoonweg indrukwekkend. Voor de afsluiter van de dag keren we terug naar het Temsepark in de benedenstad waar de toeristische dienst ons trakteert op een lekkere kop koffie en een punt appel-of kersentaart. Onze vicevoorzitter Jempi Welkenhuyzen dankt onze gids voor zijn deskundige begeleiding en Rita Goethals voor de puike organisatie van deze uitstap.
We maken aan hotel Ambassador nog een ommetje en zien aan de samenvloeiing van de Vesder en de Ille nog de sporen van de vreselijke verwoesting die het water vorig jaar (in 2021) ook in Eupen aanrichtte. En zo zat deze rijk gevulde dag er weer op. Volgens betrouwbare bronnen zou de IC van Eupen naar Oostende die avond geen noemenswaardige problemen ondervonden hebben. Wij kregen een lift.
Een oprecht woord van dank aan Tourist Info Eupen, in het speciaal aan Alain Brock en Marion Decker en aan onze collega Rita Goethals voor de feilloze organisatie.
Verslag; Guy Meus
Foto’s: Anne Marie Jacob